De Familie Fledderus

‘Lievelingen, jullie kunnen me feliciteren. N.I. ik heb een nieuwe betrekking. En wel als “dienstmaagd” bij boer Fledderus. Hoe klinkt dat? Sinds dinsdag. […] Ik ben de hele dag op de boerderij. Het is twintig minuten lopen vanaf het kamp. Ik haal me nu zo meteen een Ausweis op dan mag ik ongestoord het kamp verlaten. […]

Ik begin zodra ik bij de boer ben met de slaapkamer, bed opmaken, stoffen, zwabberen. Dan nog een klein kamertje alleen zwabberen en stoffen. Dan de kamer aanvegen en stoffen. […]

Vanmiddag ging juffrouw met haar zoontje naar Hooghalen. Ik kwam om 2 uur en heb afgewassen en was toen klaar. Ik heb toen even drie knoopjes aan Lambertus slobbroekjes gezet. Toen heb ik z’n handjes en gezichtje gewassen en kon ik naar “huis” gaan. […]

Schatjes, jullie zien dat ik een “moordleven” heb. Ik wens het niet beter. Ik heb een vreselijk leuk baantje. De boerin is een schat, de boer dito. De boerin heet: Jante Kuiper uit Dwingeloo. Dat is haar meisjesnaam. Fledderus is haar mans achternaam.’

Jenny Stern (1926) schreef op 24 september 1942 in een brief aan haar ouders en zus over haar nieuwe “baan” bij Cornelis Fledderus (1910) op de kampboerderij van kamp Westerbork. In het jaar dat Jenny op de boerderij werkte, bekoelde de relatie met Fledderus, mede door een poging tot aanranding door de zetboer.

Jenny Stern wist in het najaar van 1943 uit kamp Westerbork te ontsnappen.