Kokalo Weiss

Kokalo Weiss (1933) vlucht vlak na zijn geboorte met zijn familie vanuit nazi-Duitsland naar Nederland.

Tijdens de oorlogsjaren woont Kokalo lange tijd in het centrum van Arnhem. Zijn vader Jozef – de in de jaren vijftig bekend geworden leider van het zigeunerorkest ‘Tata Mirando’ – bezit daar een instrumentenwinkel met onder meer kostbare violen.

Als Kokalo zich op een dag op school moet identificeren als ‘zigeuner’, wordt door vader Weiss besloten dat het gezin gaat onderduiken. Als één van de weinigen van de grote familie Weiss weten Kokalo, zijn ouders, broers en zussen op die manier de oorlog te overleven.

‘Van de hele familie is één nichtje teruggekomen. Van het concentratiekamp. Eén nichtje. Die heeft maanden, maanden lang moeten lopen voor ze hier in Nederland was. Ze was totaal, finaal helemaal uitgeteerd.

Je hebt er dagen bij, soms ook wel eens maanden, dat je heel moeilijk leeft. Heel moeilijk met veel problemen en met veel stress. Dan komt alles in je op. Dan zie je alles voor je. Dan zie je alles, alles zie je weer verschijnen. Alles maak je weer mee.’